Komst nieuwe pensioenstelsel zorgt voor aardverschuiving in bedrijfsvoering van pensioenorganisaties
Nu het nieuwe pensioenstelsel aanstaande is, maken pensioenfondsen en pensioenuitvoeringsorganisaties (puo’s) zich op voor de grootste herverdelingsoperatie uit hun geschiedenis. Het enorme kapitaal aan collectief pensioenvermogen dat Nederland rijk is, wordt per 1 januari 2027 omgezet naar individuele pensioenpotten. Lieke Werner heeft haar handen vol aan de transitie naar het nieuwe stelsel, dat op 1 juli 2023 ingaat. Zij is Programmamanager Pensioenakkoord bij pensioenuitvoeringsorganisatie Achmea Pensioenservices, naar eigen zeggen pioniers in pensioenen. Haar organisatie werkt voor grote ondernemingspensioenfondsen als die van Shell en Rabobank, maar ook voor beroepspensioenfondsen van bijvoorbeeld fysiotherapeuten, dierenartsen en verloskundigen. Vanwege het brede portfolio aan klanten van haar werkgever, maakt Werner onderdeel uit van diverse cross-organisational werkgroepen die bezig zijn met de uitrol van de Wet Toekomst Pensioenen naar de praktijk. Hoewel de pensioensector de komende jaren een hele kluif heeft aan de transitie, is Werner overtuigd van de noodzaak van het nieuwe stelsel: ‘De stelselwijziging is niet voor niks, het huidige stelsel is gebaseerd op een kostwinner die zijn hele leven in één bedrijfstak werkt, met een partner die afhankelijk is. Die wereld is er niet meer.’
Werner weidt uit: ‘Alles wat gebeurt in de maatschappij, gebeurt ook op pensioenvlak. We hebben te maken met andere relaties, minder huwelijken, meer alleenstaanden, maar ook met andere arbeidsvormen. Daarnaast speelt de globalisering een rol, bijvoorbeeld mensen die in het buitenland werken en heen en weer reizen. Het huidige stelsel knelt, het past niet meer bij de maatschappij van nu. We hebben een ander stelsel nodig, dat transparanter is en dat makkelijker meebeweegt als je van baan wisselt of als je een andere arbeidsvorm hebt. Het nieuwe stelsel heeft dat allemaal wel. Alleen, we moeten de pot nog verdelen.’
"Het huidige stelsel knelt, het past niet meer bij de maatschappij van nu."
Complexe operatie
De transitie naar het nieuwe pensioenstelsel is enorm complex, zowel inhoudelijk als wat betreft de partijen die erbij betrokken zijn. Daarnaast heeft het ook veel impact op de samenleving, want het nieuwe stelsel gaat gelden voor alle pensioendeelnemers en pensioengerechtigden in Nederland. Werner licht toe wat de transitie zo complex maakt: ‘Normaal gesproken kon er weleens een regeling wijzigen voor nieuwe pensioenopbouwers. Nu gaan we naar een stelselwijziging die voor iedereen geldt. Dat is natuurlijk veel groter dan we gewend zijn. Daarnaast is de transitie an sich ook complex. Als puo hebben we te maken met migraties; pensioenadministraties – en dus de deelnemers - gaan van de ene uitvoerder naar de andere. Niet vaak, maar het kan zo om de vijf of tien jaar voorkomen. Voor sommige pensioenfondsen werken we al twintig of dertig jaar, maar er wordt weleens gewisseld. Dat is een hele complexe operatie, mede omdat alle data van alle deelnemers in die betreffende pensioenadministratie over moet naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Dat zal de komende tijd ongetwijfeld ook gaan spelen. Daar bovenop komt een migratie naar een nieuw systeem, want alle puo’s werken aan nieuwe systemen. Wat het bovendien extra complex maakt, is dat de wetgeving rondom het nieuwe stelsel nog niet helemaal is uitgewerkt.'
"Daarnaast hebben pensioenfondsen- en uitvoeringsorganisaties gedurende de transitieperiode naar het nieuwe stelsel een hele hoop extra mensen nodig."
Correctiemechanisme
‘De collectieve pensioenpot moet verdeeld worden, daarom is er natuurlijk nu zoveel aandacht voor datakwaliteit. We gaan een hele grote herverdelingsoperatie doen waarin we alles gaan omzetten naar individuele pensioenpotten. Dat betekent dat er een moment of truth gaat komen, het zogenoemde invaarmoment op 1 januari 2027. Op dat moment wil je als puo de data van de pensioendeelnemers zoveel mogelijk op orde hebben. Als eenmaal alles verdeeld is, wil je zo min mogelijk moeten corrigeren. Die datakwaliteit is misschien nu nog wel belangrijker dan vroeger, omdat het stelsel verandert van een aanspraakadministratie die je heel makkelijk met terugwerkende kracht kan corrigeren naar een individueel beleggingsstelsel. In het verleden beleggen, dat kunnen we nog steeds niet.’
Werner vervolgt: ‘Pensioenadministraties bestaan uit ontzettend veel data. En alle data die de aanspraak van een pensioendeelnemer bepalen, is belangrijk. Wij hebben klanten, en dat geldt natuurlijk ook voor alle andere uitvoeringsorganisaties, die al tientallen jaren in de boeken zitten. Dat betekent dat je heel veel gegevens uit het verleden meesleept. Tegenwoordig hebben we aansluitingen met de Basisregistratie Personen (BRP), de gemeentelijke basisadministraties en salarisadministraties, dat was in het verleden allemaal niet zo. Zeker als er tussentijds nog een paar wisselingen van systemen of van uitvoerders zijn geweest, dan zit er ook weleens data in dossiers en niet meer in het systeem. Dat is gewoon het nadeel van pensioen, het gaat over veertig jaar opbouw en voor veel mensen zelfs langer. Het is niet zomaar iets.’
‘Het jammere aan de huidige discussie over het nieuwe pensioenstelsel vind ik dat die voornamelijk gaat over het invaren, en niet over het stelsel zelf. Het stelsel an sich is een prima stelsel dat een aantal dingen oplost. Dat invaren is waar het over gaat, het draait om het herverdelen van geld. Maar dat zegt niks over dat het stelsel beter past bij de huidige maatschappij. Op hoofdlijnen is dit een prima pensioenstelsel. Ik denk dat iedereen het daar wel over eens is, ik zie daar ook niet veel kritiek op. Iedereen heeft het over de opgebouwde rechten nu en is bang dat ze iets kwijtraken.’
Datakwaliteit is geen heilige graal, aldus Werner: ‘Op die datakwaliteit kan je je enorm blindstaren, maar het is nooit 100 procent goed. Achteraf komen er altijd dingen naar boven, correcties zijn onvermijdelijk. Dat kan te maken hebben met salarissen die achteraf nog wijzigen of deelnemers die niet aangemeld zijn. Het is niet altijd de data in het systeem, maar soms ook data die er niet is. En wat er niet is, kan je niet corrigeren. We houden altijd correcties, dus we moeten een correctiemechanisme hebben. Dat hebben we altijd gehad en dat zullen we nu ook nog een tijdje nodig hebben.’
Krapte
De transitie naar het nieuwe stelsel heeft een enorme impact op de bedrijfsvoering van pensioenorganisaties. Werner vertelt: ‘Het draait zeker niet alleen om de datakwaliteit die zo goed mogelijk in orde moet zijn. Waar wij voor waarschuwen is dat het hele systeem anders wordt. We gaan van een systeem gebaseerd op aanspraken, waarin andersoortige data - zoals de lengte van het dienstverband, opbouwpercentage en andere regelingen - belangrijk waren, naar een systeem waarin financiële stromen belangrijk zijn. Het systeem en dus ook de databehoefte wordt anders: veel actueler, zo dicht mogelijk op het salaris. Dan stelt andere eisen aan een systeem.’
‘Niet alleen de systemen worden anders, maar ook de kennis van mensen. Zij moeten anders gaan denken. We hebben te maken met bijvoorbeeld specialisten op actuarieel gebied, accountants, die moeten de verschillen weten tussen de soorten regelingen. Actuarissen moeten veel beter weten hoe vermogensbeheer en lifecycle beleggen werken. Van werknemers bij pensioenorganisaties verlangen we ook andere kwaliteiten, daar moeten we mensen in opleiden.’
‘Daarnaast hebben pensioenfondsen- en uitvoeringsorganisaties gedurende de transitieperiode naar het nieuwe stelsel een hele hoop extra mensen nodig. Wij proberen het vaak als volgt uit te leggen: ‘Vier of vijf mensen zijn een jaar lang bezig om een fonds van A naar B te krijgen door bijvoorbeeld data te controleren, maar ook de regelingen in te regelen, op te zetten, te testen. Als je dat soort dingen vertaalt en je hebt het over vier of vijf mensen maal tweeduizend uur dan kom je al snel op tienduizend uur. Dan heb je daar nog projectorganisaties boven en je hebt actuarissen nodig. Als je dat allemaal optelt, kom je op zo’n 15.000 meer arbeidsuren per pensioenfonds. Maal zo’n tweehonderd fondsen. Dan kom je op heel veel mensen uit.’
Werner voorziet de komende jaar een grote uitdaging voor puo’s bij het vinden van de juiste extra mensen: ‘Wij merken eigenlijk nu al dat er vraag naar een bepaald soort mensen is. Zoals de actuarissen, die moeten de berekeningen maken, daar ga je absoluut krapte in krijgen. Er zal een tekort aan pensioenjuristen zijn. IT-specialisten, de businessanalisten die zowel pensioen als IT snappen, zijn er ook niet zoveel. Daar zal men een groot beroep op doen, net als op de accountants die moeten controleren. Veel organisaties zullen naar andere organisaties kijken om hen te helpen, want je moet niet alles van binnenuit willen doen, je zal andere organisaties nodig hebben.’
"Veel organisaties zullen naar andere organisaties kijken om hen te helpen, want je moet niet alles van binnenuit willen doen, je zal andere organisaties nodig hebben."
Grote kei
Tot slot wil Werner aandacht vragen voor een andere belangrijke uitdaging waar de pensioensector voor staat: ‘Wat naar mijn idee onderbelicht is in de sector is dat we straks geen onverdeelde vermogens meer hebben; alles heeft een bestemming. Vroeger hadden we een dekkingsgraad en als er iets mis was, we kwamen nog iets tegen of er ging iets fout, dan werd dat wel weer rechtgetrokken. Straks hebben we individuele vermogens en reserves. Die reserves zijn ergens voor, voor de rest heb je niks. Dus als er iets gebeurt, er komt bijvoorbeeld een faillissement van een hele grote werkgever, dan kunnen we het nergens vandaan halen. We kunnen die potjes van mensen niet aanspreken. Als sector moeten we een antwoord vinden op hoe we daarmee omgaan. Daar moeten alle betrokken partijen over nadenken en dat doen ze nu niet, of niet allemaal. Onderling zeggen uitvoerders dat dit misschien wel de grootste kei in de rivier is, maar niemand praat erover.’