Correctiemechanisme
‘De collectieve pensioenpot moet verdeeld worden, daarom is er natuurlijk nu zoveel aandacht voor datakwaliteit. We gaan een hele grote herverdelingsoperatie doen waarin we alles gaan omzetten naar individuele pensioenpotten. Dat betekent dat er een moment of truth gaat komen, het zogenoemde invaarmoment op 1 januari 2027. Op dat moment wil je als puo de data van de pensioendeelnemers zoveel mogelijk op orde hebben. Als eenmaal alles verdeeld is, wil je zo min mogelijk moeten corrigeren. Die datakwaliteit is misschien nu nog wel belangrijker dan vroeger, omdat het stelsel verandert van een aanspraakadministratie die je heel makkelijk met terugwerkende kracht kan corrigeren naar een individueel beleggingsstelsel. In het verleden beleggen, dat kunnen we nog steeds niet.’
Werner vervolgt: ‘Pensioenadministraties bestaan uit ontzettend veel data. En alle data die de aanspraak van een pensioendeelnemer bepalen, is belangrijk. Wij hebben klanten, en dat geldt natuurlijk ook voor alle andere uitvoeringsorganisaties, die al tientallen jaren in de boeken zitten. Dat betekent dat je heel veel gegevens uit het verleden meesleept. Tegenwoordig hebben we aansluitingen met de Basisregistratie Personen (BRP), de gemeentelijke basisadministraties en salarisadministraties, dat was in het verleden allemaal niet zo. Zeker als er tussentijds nog een paar wisselingen van systemen of van uitvoerders zijn geweest, dan zit er ook weleens data in dossiers en niet meer in het systeem. Dat is gewoon het nadeel van pensioen, het gaat over veertig jaar opbouw en voor veel mensen zelfs langer. Het is niet zomaar iets.’
‘Het jammere aan de huidige discussie over het nieuwe pensioenstelsel vind ik dat die voornamelijk gaat over het invaren, en niet over het stelsel zelf. Het stelsel an sich is een prima stelsel dat een aantal dingen oplost. Dat invaren is waar het over gaat, het draait om het herverdelen van geld. Maar dat zegt niks over dat het stelsel beter past bij de huidige maatschappij. Op hoofdlijnen is dit een prima pensioenstelsel. Ik denk dat iedereen het daar wel over eens is, ik zie daar ook niet veel kritiek op. Iedereen heeft het over de opgebouwde rechten nu en is bang dat ze iets kwijtraken.’
Datakwaliteit is geen heilige graal, aldus Werner: ‘Op die datakwaliteit kan je je enorm blindstaren, maar het is nooit 100 procent goed. Achteraf komen er altijd dingen naar boven, correcties zijn onvermijdelijk. Dat kan te maken hebben met salarissen die achteraf nog wijzigen of deelnemers die niet aangemeld zijn. Het is niet altijd de data in het systeem, maar soms ook data die er niet is. En wat er niet is, kan je niet corrigeren. We houden altijd correcties, dus we moeten een correctiemechanisme hebben. Dat hebben we altijd gehad en dat zullen we nu ook nog een tijdje nodig hebben.’
Krapte
De transitie naar het nieuwe stelsel heeft een enorme impact op de bedrijfsvoering van pensioenorganisaties. Werner vertelt: ‘Het draait zeker niet alleen om de datakwaliteit die zo goed mogelijk in orde moet zijn. Waar wij voor waarschuwen is dat het hele systeem anders wordt. We gaan van een systeem gebaseerd op aanspraken, waarin andersoortige data - zoals de lengte van het dienstverband, opbouwpercentage en andere regelingen - belangrijk waren, naar een systeem waarin financiële stromen belangrijk zijn. Het systeem en dus ook de databehoefte wordt anders: veel actueler, zo dicht mogelijk op het salaris. Dan stelt andere eisen aan een systeem.’
‘Niet alleen de systemen worden anders, maar ook de kennis van mensen. Zij moeten anders gaan denken. We hebben te maken met bijvoorbeeld specialisten op actuarieel gebied, accountants, die moeten de verschillen weten tussen de soorten regelingen. Actuarissen moeten veel beter weten hoe vermogensbeheer en lifecycle beleggen werken. Van werknemers bij pensioenorganisaties verlangen we ook andere kwaliteiten, daar moeten we mensen in opleiden.’
‘Daarnaast hebben pensioenfondsen- en uitvoeringsorganisaties gedurende de transitieperiode naar het nieuwe stelsel een hele hoop extra mensen nodig. Wij proberen het vaak als volgt uit te leggen: ‘Vier of vijf mensen zijn een jaar lang bezig om een fonds van A naar B te krijgen door bijvoorbeeld data te controleren, maar ook de regelingen in te regelen, op te zetten, te testen. Als je dat soort dingen vertaalt en je hebt het over vier of vijf mensen maal tweeduizend uur dan kom je al snel op tienduizend uur. Dan heb je daar nog projectorganisaties boven en je hebt actuarissen nodig. Als je dat allemaal optelt, kom je op zo’n 15.000 meer arbeidsuren per pensioenfonds. Maal zo’n tweehonderd fondsen. Dan kom je op heel veel mensen uit.’
Werner voorziet de komende jaar een grote uitdaging voor puo’s bij het vinden van de juiste extra mensen: ‘Wij merken eigenlijk nu al dat er vraag naar een bepaald soort mensen is. Zoals de actuarissen, die moeten de berekeningen maken, daar ga je absoluut krapte in krijgen. Er zal een tekort aan pensioenjuristen zijn. IT-specialisten, de businessanalisten die zowel pensioen als IT snappen, zijn er ook niet zoveel. Daar zal men een groot beroep op doen, net als op de accountants die moeten controleren. Veel organisaties zullen naar andere organisaties kijken om hen te helpen, want je moet niet alles van binnenuit willen doen, je zal andere organisaties nodig hebben.’